Halle en het zout

Zout, ooit een geschenk van de goden, is vandaag de dag nog steeds een onmisbaar onderdeel van het leven.

Het lichaam heeft elke dag zes gram wit goud nodig om goed te functioneren. Toch komt slechts vijf procent van het zout dat wereldwijd wordt gewonnen in ons dagelijks leven terecht als voedsel. De overige 95 procent wordt door de industrie gebruikt om onder andere plastic te maken. Halle (Saale) dankt zijn rijke bovengrondse zoutafzettingen aan het feit dat er meer dan 65 miljoen jaar geleden een geologische breuk ontstond in de aardkorst in de omgeving van Halle.

Rotslagen braken in een brede strook en leidden tot de Halse marktplaatsbreuk. Tijdens de opheffing van de noordoostelijke kluit schoven lagen Zechstein uit de diepte, wat leidde tot een pekelopwelling en dus tot het ontsnappen van pekel (zout water) in het huidige stadsgebied.

Na het vroege gebruik van zoutbronnen in de bronstijd, zijn er vier middeleeuwse pekelfonteinen in de buurt van de marktfout.

De Gutjahrbrunnen-fontein in de Oleariusstraße is het laatste bewijs van de Halse zoutwinning in het "Thale zu Halle" en getuigt van deze zoute geschiedenis. Het zout van Halle wordt vandaag de dag nog steeds volgens het oude model geproduceerd door de Halloren, de zoutketels van Halle, in de voormalige Koninklijke Pruisische zoutziederij die in 1721 buiten de stad werd opgericht.

De geschiedenis van het zout in Halle zal vanaf eind 2025 op een levendige en informatieve manier tot leven worden gebracht voor de plaatselijke bevolking en toeristen, zodra de bouwwerkzaamheden aan het zouteiland zijn voltooid. Meer informatie hier: Link naar het zoutmuseum.

Halle is een van de oudste zoutsteden. De zoutbronnen werden in 961 door keizer Otto I toegekend aan het klooster Moritz in Maagdenburg, dat later het aartsbisdom werd. Als plaats van middeleeuwse zoutwinning was het "Thal zu Halle" dus eigendom van de aartsbisschoppen van Maagdenburg.

In de vroege middeleeuwen gaf de aartsbisschop Solgut als leengoed aan de zogenaamde Pfänner, die zo het recht kregen om de pekel die in het dal werd gewonnen in speciaal gebouwde hutten tot zout te koken.

Er waren ongeveer 100 kookhutten op de middeleeuwse Thalsaline, die zich in het gebied van de huidige Hallmarkt bevond. De productie was daar in handen van de zoutzieders, die vanaf de 18e eeuw in Halle Halloren werden genoemd.

De Pfänner danken hun welvaart en macht aan het zout.

In1276 verenigden ze zich in de Hallesche Pfännerschaft en vormden ze een machtige stedelijke bovenklasse.

In1491 vormden de Halloren in het Thal hun eigen broederschap, beperkt tot hun beroepsgroep. Na langdurige machtsstrijd tussen de Pfänner in de 14e en 15e eeuw nam het belang van de Pfänner af met het toenemende verval van de Thalsaline en de vestiging van een Koninklijke Pruisische zoutziederij buiten de stad in de 18e eeuw.

De broederschap van Halloren, opgericht in 1491, heeft de tijden overleefd en houdt vandaag de dag nog steeds de rijke traditie van de zoutzieders van Halle in stand.

 

#verliebtinhalle